vrijdag 4 november 2016

De banaliteit van het kwaad

Ooit zei Hans Achim Litten na zijn rechtszaak in verband met de moord in het Tanzpalast Eden waarin hij Hitler als getuige ondervroeg: de wet is er om de macht van de sterke te begrenzen en de zwakken te beschermen tegen deze macht. Dit is een formidabele uitleg van het wezen van het strafrecht.
Hoe verhoudt deze uitleg zich tot de werkwijze van onze hedendaagse strafpleiters die daders van de meest gruwelijke misdaden met juridische spitsvondigheid proberen vrij te pleiten en blind zijn voor het geweld dat is aangedaan aan de slachtoffers. Niet alleen plegen zij (en de rechters die meegaan in deze modus operandi) verraad aan het idee van rechtvaardigheid, ook versterken ze de bereidheid tot geweld door hun brutale verwaarlozing van het leed. In laatste instantie bevorderen ze de morele ineenstorting in met name de hogere lagen van de samenleving.

We zullen later met grote verontwaardiging terugkijken op deze periode waarin het geweten uit de rechtspraak verdween en strafrechtadvocaten hun handelen rechtvaardigen met de stelling dat zij eenvoudigweg hun juridische opdracht uitvoeren. Tegen de achtergrond van het grootste onrecht blijven zij hun werk doen, "nauwgezet en serieus, in volmaakte plichtsbetrachting". De ontsporing van een van de meest cruciale functies in een samenleving, die van het recht, werd mogelijk omdat de plichtsbetrachting het handelen betreft van narcisten dat door geen geweten meer gestuurd wordt, maar enkel door de behoefte aan aandacht voor hun kostbaar gekoesterde, groteske persoonlijkheid.