maandag 28 maart 2011

Onder open hemel

Zodra de mens zich bewust werd van zijn omgeving is hij geobsedeerd geweest door de beweging van hemellichamen. De oudste bouwwerken die resteren uit onze begintijd zijn vaak heiligdommen van vergeten godsdiensten die niet slechts dienden om bijvoorbeeld de opkomst van de zon bij het lentepunt te vieren; het zijn observatoria van waaruit onze voorouders de constellatie van sterrenpatronen aan de hemel maten met als doel om de beweging - die al snel een herhalend karakter bleek te hebben - te kunnen voorzien.

De nauwelijks geevenaarde nauwkeurigheid van de meetgegevens wijst op een obsessive–compulsive disorder die meer is dan religieuze verering of voorwetenschappelijke interesse. Dit blijkt ook uit omvang en complexiteit van de bouwwerken. Oerangst is voelbaar in elke poging controle te krijgen op het bovenmenselijke domein van zon, maan, sterren en kometen.

Niet voor niets werden deze entiteiten gelijk gesteld met goden die op een of andere manier leefden in het gebied dat de hemel is. Onze soortgenoten moeten die fonkelende gaten in het zwarte firmament ervaren hebben als de priemende ogen van een monster dat elke beweging van ons met de interesse van een roofdier volgt. Het overlevingsinstinct dat in huist in elke cel dreef ons tot ongehoorde prestaties binnen het Gesamtkunstwerk van astronomie, astrologie en architectuur. We moesten weten hoe dit monster zich gedraagt, waar en wanneer hij te voorschijn komt en wanneer hij weer verdwijnt.

Dit monster is god en duivel ineen, wij zijn de prooi. In de astronomische voorspelling huist de bezwering van het monster en de controle over de tijd. Elke religieuze of rituele handeling is in wezen een poging de tijd te stoppen, de vergankelijkheid te overwinnen, en als mens te bevriezen in een eeuwiglevend nu. Misschien is in laatste instantie de bewustwording van de mens te verklaren uit de ontdekking van de hemel en is angst de driver van ons bewustzijn.