maandag 13 april 2015

All in the mind

Plato's gebruik van de literaire vorm van de dialoog is het onwillekeurige resultaat van zijn uitleg van de eigenheid der dingen als intelligibel idee. Zover geldt ook voor Plato's filosofie dat hoe hij het weergeeft, verraadt wat het hem doet. Niet voor niets vormt die uitleg voor Nietzsche een bewijs van Plato's nihilisme. De kunstmatige dialoog tussen 2 mensen zoals die voorkomt in de werken van Plato, en die in werkelijkheid een monologue intérieur is, sluit de werkelijkheid op in de besloten en intieme ruimte van het denken. Dit lukte niet in poëtische rede van zijn voorgangers waarin het universum buiten het denken bestaat en zelf tot ons spreekt.

Uit de dialoog ontwikkelde zich de taal van de meta/fysica waarin het denken de materie overstijgt en uiteindelijk aan zichzelf genoeg heeft. Alle meta/fysica en daarvan afgesplitste vakwetenschap is in wezen een uitdijend mozaïek van teksten die voor eeuwig naar elkaar verwijzen zoals de reflexies in een spiegelpaleis. In het proces van verwijzing ontstaat betekenis. Dit proces heet in de taalwetenschap dialogisme; een naam waarin de persoon van Plato en zijn Dialogen doorklinken en dat zich als zodanig op zichzelf toepast.

Alle taal is tweedehands omdat de woorden die wij gebruiken om de dingen te benoemen al eerder en zoveel vaker zijn gebruikt. Enkel de mythologische Adam noemde de dingen bij naam, namelijk de eerste benoeming. Dit zijn de namen waarmee het heelal en de aarde zich tot ons wenden en van hun lot verhalen. De Griekse tragedies en de ontstaansmythen zijn ervan doortrokken. En zelfs in de vraagstelling van Heraclitus en Parmenides schemeren de contouren die eerste benaming door, namelijk in de vorm van een fotografisch negatief.