vrijdag 4 februari 2011

Deconstructie van de geschiedschrijving

Hoewel alle geschiedschrijving een mythologische kern heeft - de mythe van de held, de vertrapte, de bevrijder, de verraden koning - is die van het joodse volk bijna volkomen mythologisch. Mythologisch in de zin dat zij geschreven is vanuit de psychologische noodzaak om te verhalen over de eigen grootsheid temidden van haast bovenmenselijke weerstand en de loop der gebeurtenissen in dat daglicht te plaatsen.

Kijken we naar de joodse geschiedschrijving dan zien we dat de joden zichzelf beschreven hebben als de vertrapte, de onbegrepen en uitgespuugde verschoppeling die uiteindelijk en met hulp van hun god altijd weer zegevierden over de verschrikkingen van hun tirannen.

Leggen we de beschikbare feiten naast de zelf geschreven geschiedenis dat ontstaat het vermoeden dat de joden nooit als slaven in Egypte hebben gewoond, nooit in Babylonische ballingschap zijn geweest en nooit door de Romeinen in de diaspora zijn gedreven. Het is veel waarschijnlijker dat joden in allerlei samenlevingen tot de leidende religieuze kaste behoorden, een kaste die haar oorsprong vindt in het oude Ur en die via het concept van de priester-koning verweven was met de politieke macht. Abraham was geen arme sloeber die als economische vluchteling een betere toekomst zocht; hij was hoofd van een rijke familie die een leidende rol vervulde in Sumerie. De tocht van Abraham is symbolisch voor de reis van het joodse volk door de tijd.

De psychologische weerstand onder het joodse volk om de eigen herkomst te onderzoeken is echter zo groot de het bewustzijn ervoor terugdeinst. Bovendien is de europese en anglosaxische politieke elite er veel aan gelegen om de officiele geschiedschrijving in stand te houden.

En ten slotte: als de diaspora een verzinsel is, dan is de aliyah onrechtmatig. Wie heeft er belang bij om de geschiedenis op te sluiten in de eschatologie? De terugkeer van de joden naar Israel betekent niets. Maar wie wil dat weten?